Creative PBL Practices at Maastricht University

We have creative teachers who are adding their own spice to teaching and are practicing creative PBL methods at Maastricht University.

During 2018 we interviewed 10 of these teachers. The Instructional Design & E-learning task force (FHML) in collaboration with the Library and EDLAB have published the collection here https://edlab.nl/innovation/media/  OR https://edlab.nl/creative-pbl/ .

Supporting students in problem-based learning curricula

Scholars tend to disagree about whether the appropriate amount of guidance is provided to students in a problem-based curriculum. Some authors argue that problem-based learning (PBL) is a minimally guided approach, in which insufficient support is provided to students to lead to meaningful learning (Kirschner, Sweller, & Clark, 2006). On the other hand, other authors suggest that PBL is in fact scaffolded in such a way that learning is actually enhanced (Hmelo-Silver, Duncan, & Chinn, 2007).

However, at a recent symposium on self-regulation at the Open University in Heerlen, prof. dr. Alexander Renkl argued that even when appropriate external regulation is provided in a learning environment, students still need to be supported in order to develop their self-regulated learning (Renkl, 2017).  Specifically, although the educator might give effective explanations, the actual learning process needs to be done by the student (Berthold & Renkl, 2010). Furthermore, it was argued in this presentation that students are not always able to optimally use the help tools that are offered to them (Schwonke et al., 2013).  Therefore, in addition to providing tools to students to guide their learning, it was argued that is also important to provide support in how to use this guidance.

“Supporting students in problem-based learning curricula” verder lezen

Neem een college op en gebruik de collegetijd (nu groepssessie) om kennis toe te passen: Flipping the classroom!

Opleiding: Bachelor Gezondheidswetenschappen, Jaar: 2
Richting: Beleid, Management en Evaluatie van Zorg (BMEZ)
Onderwerp: Wonen met zorg in Nederland
Aantal studenten: 70
Docent: Dr. H. Verbeek (Department Health Service Research (HSR))

Het standaard format (7-sprong taak met een daarbij behorend college van 2 uur) wordt vervangen door een nieuw format waarin kennis moet worden toegepast. Studenten krijgen in de voorbespreking een taak die ze in de onderwijsgroep moeten voorbereiden. De eerste vijf stappen van de 7-sprong wordt hiervoor gebruikt. Studenten gaan naar huis om zich op de groepssessie voor te bereiden. Op de student portal kan de student opgenomen videocolleges en literatuur vinden. De videocolleges zijn geknipt in onderwerpen van 10-15 minuten. De videocolleges zijn gemaakt met de desktop versie van MediaSite (meer informatie: vraag de bibliotheek).

“Neem een college op en gebruik de collegetijd (nu groepssessie) om kennis toe te passen: Flipping the classroom!” verder lezen

het WATCHME-project – Pedagogische studentmodellen

In het kader van het WATCHME project (zie ook Blog van 6 maart) is ervaring opgedaan met het maken en toepassen van pedagogische studentmodellen.

Een studentmodel is een representatie van de interne toestand van een student op een bepaald moment. Zo’n model wordt gebruikt om aan de hand van observaties over die student (zoals beoordelingen in een e-portfolio) een voorspelling te doen over bijvoorbeeld het motivatie-niveau van die student.  Deze voorspelling vanuit het model wordt dan weer gebruikt om automatisch feedback aan de student (of docent) te presenteren, in dit geval binnen het e-portfoliosysteem.

In het WATCHME project gebruikten we een speciale vorm  van Bayesiaanse netwerken om deze representatie te maken (te weten Multi-entity Bayesiaanse netwerken). Dit gaf ons de mogelijkheid om met onzekerheid die veroorzaakt wordt door variatie in de beoordelingen, ontbrekende informatie, of inherente onzekerheid in de theoretische kennis om te gaan, en liet bovendien toe om rekening te houden met een varierende context per student. Iets wat met name in werkplekleren zeer relevant is.

“het WATCHME-project – Pedagogische studentmodellen” verder lezen

GoSoapbox: voor meer interactie tijdens je college

In maart 2016 schreven we al op deze blog over de online interactietool GoSoapbox. Steeds meer docenten gebruiken de applicatie in hun onderwijs, vooral omdat ze meer interactie met hun studenten willen of voorkennis activeren. Daarnaast willen ze dat motivatie en concentratie van hun studenten toeneemt. Deze gebruiksvriendelijke tool maakt verschillende vormen van interactie tijdens een college mogelijk. Met hun smartphone, tablet of laptop kunnen studenten in real time hun mening geven in een poll, quizvragen beantwoorden, discussies aangaan of door andere studenten gestelde vragen naar boven stemmen. Ook kun je aan je confusion barometer zien hoeveel studenten de weg kwijt zijn.

Studenten waarderen het gebruiksgemak en zien de tool als een aanvulling op het college. Ze voelen zich meer betrokken, hebben het gevoel dat er echt interactie is met de docent en medestudenten en vinden de colleges aantrekkelijker. Ook docenten zijn over het algemeen positief. Zo schrijft docente Claudia Engelmann (FASoS):

In using GoSoapBox during lectures, I aimed for two different things: first, catching students’ attention during a crucial moment in the lecture; and second, making sure that the question I posed stuck to their mind (hopefully until the end of the course). The course “Negotiation Skills’ (BA European Studies) is about learning and applying knowledge on how to negotiate. The course consists of several tutorials where we discuss negotiation tactics and decision-making procedures in the EU. Students also have to participate in three negotiation simulations where each student represents an EU member states (or the Commission). During the very first meeting/lecture of the course, I asked students about the most powerful actor in EU negotiations. By doing so, I wanted students to become aware of the different players and their potential in influencing EU negotiations.

(bron: http://www.uaces.org/documents/papers/1420/nano_engelmann_2.pdf)

Op de website E-learning support  van de Universiteitsbibliotheek vind je meer informatie over tools die je kunt gebruiken om meer interactie in je onderwijs te brengen. De bibliotheek biedt GoSoapbox onder licentie aan. Deze loopt vooralsnog tot 1 augustus 2017.

Handleiding

Sign-up link

Artikel: Carroll, Julie-Anne, Rodgers, Jess, Sankupellay, Mangalam, Newcomb, Michelle, & Cook, Roger (2014). Systematic evaluation of GoSoapBox in tertiary education : a student response system for improving learning experiences and outcomes. In INTED2014 Proceedings, IATED, Valencia, Spain.

Dit stukje werd geschreven door Odin Essers, e-learning specialist van de UB.

 

Het houden van groepspractica, maar dan net iets anders.

Op verzoek van de practica anatomie, fysiologie, pathologie en statistiek is een Classroom Management System (CMS) aangeschaft om de efficiëntie in de computerzaal te vergroten. De CMS-software maakt het mogelijk om de studenten-PC’s te monitoren, daarop een centrale presentatie af te spelen en/of de controle op deze PC’s door de docent over te nemen. De eerste ervaringen zijn hoopvol. Een anatomie docent zegt hierover: “In het verleden werden de coupes enkel op de beamer getoond, waarbij de details wegvielen. Nu ik deze op de studenten PC’s kan presenteren, kan ik de studenten beter laten zien wat belangrijk is binnen de coupes”. Ook geeft het mogelijkheden tot meer interactie: “Ik geef de student een vraag en laat hem/haar dat aan de groep uitleggen. Als ik bij het rondlopen zie dat iemand het goed gedaan heeft, kan ik ook vragen of ze dat met de anderen willen delen.” Na een uitleg kan gevraagd worden dit op andere voorbeelden toe te passen en aan de groep te tonen. “Ik ga met de microfoon rondlopen en vraag wie bereid is de uitleg daarvan te geven. Ze laten daarmee zien dat ze in een andere context de visuele informatie zelf kunnen opzoeken.” De belangrijkste bijdrage van deze software is dat de gehele groep bereikt wordt en niet enkel de eerste rijen. Een andere docent kijkt terug en constateert: “De potentie van meer interactie kan ik niet direct inzetten. Als ik de studenten zou laten uitleggen wat ze gedaan hebben dan heeft 50% het toch op een of andere wijze fout gedaan. Het systeem maakt het wel mogelijk om gedetailleerd (op de eigen pc) te laten zien welke antwoorden goed zijn en waarom.”

Tegelijkertijd kent de inzet van deze software een keerzijde: “De practica wordt je geacht in eigen tempo te volgen en als je klaar bent, kun je naar huis gaan. Met deze groepsgerichte aanpak moet echter iedereen blijven zitten.” Een ander nadeel is dat het centraal de aandacht grijpen het eigen werkproces van de individuele student stoort. “Dit moet dus op een afgewogen wijze ingezet worden.” Tenslotte “mijn belangrijkste les is dat bij het introduceren van zo’n systeem de opzet van de practica nog eens goed doorgelicht zouden moeten worden.” Tot zover de eerste indrukken van enkele docenten. Indien je zelf overweegt om practica op een andere wijze in te richten of als je ondersteuning nodig hebt in het doorvoeren van aanpassingen, kun je de hulp inroepen van de taakgroep  via id_elearning@maastrichtuniversity.nl.

Het WATCHME-project: het gebruik van e-portfolio gegevens voor gepersonaliseerde feedback

Een aantal leden uit de taakgroep Onderwijsontwerp en e-learning waren betrokken bij het Europese WATCHME project (grant no 619349 ). Dit project startte in maart 2014 en liep tot eind februari 2017. Tijdens dit project werd op basis van gegevens die verzameld werden in een elektronsiche portfolio (e-portfolio), in dit geval EPASS, geautomatiseerde en gepersonaliseerde feedback ontworpen. De gegevens verzameld aan de hand van werkplekbeoordelingen werden verwerkt in een studentenmodel waardoor studenten zicht kregen op wat ze konden verbeteren (improvement feedback) voor specifieke competenties, maar ook meer metacognitieve of pedagogische feedback op basis van de analyse van deze gegevens over tijd. Deze pedagogische feedback bestond uit een aantal ‘alerts’ die automatisch werden gegeneerd wanneer er ofwel 1) inconsistentie in de portfolio zat, 2) er te weinig beoordelingen werden gegenereerd voor een bepaalde activiteit, 3) er te weinig diversiteit zat in wie beoordeelde, en 4) wanneer er plots een daling in de score op te merken was.

Wil je hier meer over weten kan je de opnames van de onderwijslunch van 7 februari bekijken: https://www.project-watchme.eu/demonstrations/

of kan je Geraldine Clarebout of Jeroen Donkers een bericht sturen.

Onderwijsontwerp

We hebben de term ‘onderwijsontwerp’ expliciet in onze naam gezet, omdat dat altijd deel uitmaakt van wat we doen. Er zijn altijd aanleidingen om iets aan te passen of het onderwijs te vernieuwen. Goede docenten zijn altijd bezig met het fine-tunen van hun onderwijs. Maar soms zijn er redenen om nog eens echt grondig te kijken naar het hele curriculum, naar een specifiek vak of aspect, of een klein onderdeel daarvan.

Dat geeft kansen, maar vraagt ook om een goede analyse om ervoor te zorgen dat we zoeken naar de oplossing voor een probleem en niet andersom naar een probleem voor een oplossing. Zo’n analyse kan soms heel snel kan gaan en soms wat meer tijd kosten. Vanuit de onderwijsontwerptheorie komen een aantal relevant vragen naar voren (Verstegen et al., 2009). Bijvoorbeeld:

  1. Zijn er specifieke problemen of aanleidingen om het onderwijs te herzien?
  2. Wat is de missie of visie van de opleiding op het gebied van onderwijs? Zijn er keuzes gemaakt op het gebied van leertheorieën, leerprincipes, of onderwijsvormen?
  3. Wie zijn de karakteristieken van de studenten? (bijv. Hoeveel studenten? Achtergrondskenmerken? Ingangsniveau? Leercapaciteiten?)
  4. Wat is de structuur van het curriculum? Waar zit het onderdeel dat we nu bekijken?
  5. Wat zijn de leerdoelen van dit onderdeel? Hoe zijn die gerelateerd aan de einddoelen? Aan de toepassing in de toekomstige beroepspraktijk?
  6. Welke werkvormen zijn er gepland? Zijn die in lijn met de onderwijsvisie, geschikt voor deze groep studenten?
  7. Wat is rol van de docenten in deze onderwijsvormen? Zijn zij in staat om studenten adequaat te ondersteunen?
  8. Hoe worden studenten getoetst (formatief en summatief)? Is de toetsing in lijn met onderwijsvisie, de leerdoelen en de gekozen werkvormen?
  9. Zijn er genoeg middelen? Bijv. Docenten, onderwijsruimtes, materialen.
  10. Wat zijn de percepties van verschillende stakeholders op dit curriculum of onderdeel? Wat vinden docenten, studenten, curriculumcoördinatoren, enz. ?

De vragen hoeven niet altijd allemaal even relevant en ze hoeven niet per sé in deze volgorde te worden beantwoord. Misschien is het zelfs wel beter om te beginnen met de laatste vraag. Wij gebruiken ze daarom vaak als een checklijst.